Strafbare feiten
De verdachte kreeg in 1998 de tbs-maatregel met dwangverpleging opgelegd en verbleef in juli en augustus 2020 in een resocialisatie appartement van een transmurale woonvoorziening in Rotterdam om hem de kans te geven terug te keren in de maatschappij. Tijdens zijn verlof pleegde hij diverse ernstige misdrijven. Hij bedreigde op 24 augustus 2020 een 17-jarige medewerkster van een supermarkt in Den Helder met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dwong haar geld uit de kassalade af te staan. Ook probeerde de verdachte in te breken in een vakantiewoning in Veere. Op het moment dat de verdachte werd betrapt, bedreigde hij de nietsvermoedende toevallige bezoeker van de vakantiewoning met een koevoet. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal in vereniging in Rotterdam.
Het is de tweede keer dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten tijdens de tbs-maatregel. Het Openbaar Ministerie eiste een celstraf van 36 maanden en acht een nieuwe tbs-maatregel met dwangverpleging nodig ter beveiliging van de maatschappij. De verdediging van de verdachte vindt een onvoorwaardelijke celstraf die langer is dan de tijd die hij in voorarrest heeft gezeten, niet op zijn plaats. Dit omdat de verdachte in detentie depressief wordt en hij meer baat heeft bij verblijf in een kliniek. De huidige tbs-maatregel moet volgens de verdediging worden gehandhaafd.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt dat de verdachte door deze feiten te plegen terwijl hij op verlof was, misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat de tbs-kliniek in hem had. Dat rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Voor dergelijke feiten is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Het feit dat de verdachte in een tbs-kliniek verblijft en eerder in detentie depressief is geworden, is voor de rechtbank geen reden om een lagere straf op te leggen.
De verdachte moet op passende wijze voelen dat hetgeen hij heeft gedaan niet mag en niet wordt geaccepteerd. De rechtbank vindt dat dit enkel kan door het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die in overeenstemming is met wat in de regel voor dergelijke feiten wordt opgelegd. De rechtbank houdt wel rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte voor een feit. Een celstraf van 18 maanden vindt de rechtbank passend en geboden.
Anders dan de officier van justitie heeft gevraagd, legt de rechtbank de verdachte geen nieuwe tbs-maatregel op. De rechtbank overweegt daartoe dat voor het verlof van tbs-gestelden een procedure geldt waarbij wordt getoetst of het verlof in overeenstemming is met de veiligheid van de samenleving. De rechtbank gaat ervan uit dat in deze procedure de geschiedenis van het verloop van de tbs-maatregel van de verdachte wordt betrokken, waaronder de onttrekkingen aan de maatregel en de door de verdachte gepleegde strafbare feiten.