Aanleiding
Begin 2021 is een uitzonderlijke situatie gaande vanwege de door de overheid afgekondigde Coronamaatregelen. Die zorgen landelijk voor veel onrust en leiden op verschillende plaatsen in Nederland tot (aangekondigde) rellen. Dit is voor de winkelier in Julianadorp aanleiding zijn pand te beschermen en voor de politie reden om alert te zijn op meldingen over rellen en onrust.
De avond van 26 januari 2021 ontvangt de politie een melding dat een vrouw bij een winkel aan de Drooghe Bol dreigend om zich heen slaat met een hamer. De twee politieagenten die op deze melding afgaan treffen ter plaatse de echtgenote van de winkelier aan met een houten vleeshamer en een deegroller. Een dergelijke situatie kan escaleren en daarmee gevaarlijk zijn. Op basis van de context die avond is tevens sprake van strafbaar wapenbezit. De agenten sommeren de vrouw daarom de spullen neer te leggen zodat deze in beslag kunnen worden genomen. Zij legt de spullen neer, maar haar echtgenoot weigert de spullen af te geven en loopt ermee weg.
Toedracht en onderzoek
Daarop ontstaat commotie, die door de politieagenten als dreigend en grimmig is omschreven. De agenten sommeren de aanwezige mensen afstand te houden en lichten het doel van de aanhouding en inbeslagname toe aan de winkelier en zijn dochter (die zich fysiek met de aanhouding bemoeit). Zonder effect. De winkelier blijft zich verzetten tegen zijn aanhouding en haalt met de hamer uit naar de agenten. De ene agent kan de klap ontwijken, de ander wordt geraakt in zijn voorhoofd. Daarop gebruiken de agenten pepperspray. Als de winkelier daarna nogmaals uithaalt met de hamer is dat voor de politieagenten aanleiding om het geweldsgebruik op te schalen. Ze pakken hun wapenstok om een veilige werkruimte te creëren, waarbij de winkelier en zijn dochter worden geraakt.
In deze zaak heeft de politie Noord-Holland onderzoek gedaan. Het einddossier is vervolgens door het OM beoordeeld. Omdat aangifte is gedaan tegen politieagenten, is tevens de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) betrokken. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van de in een proces-verbaal vastgelegde bevindingen van de twee betrokken politieagenten alsmede van hun collega’s die later ter plaatse waren, de verklaringen die door betrokkenen en getuigen zijn afgelegd, en de uitgelezen camerabeelden van het incident.
Onderzoek heeft uitgewezen dat de verwachtingen van de winkelier en zijn familie, over wat de politie die avond kwam doen, anders waren dan die van de politieagenten. Waar de politie bezig was met het in beslag nemen van potentieel gevaarlijke spullen, was de aandacht van de winkelier en zijn familie gericht op het beschermen van de winkel waarbij hulp van de politie werd verwacht. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een geëscaleerde situatie waarin zowel de winkelier en zijn dochter, als de politieagenten letsel hebben opgelopen.
Politieagenten niet vervolgd
De politie mag gepast geweld gebruiken zolang dit professioneel en binnen de wettelijke regels gebeurt, waarbij wordt getoetst of de geweldstoepassing op een andere manier (subsidiariteit) of minder ingrijpend (proportionaliteit) had gekund. Op basis van het dossier is sprake geweest van een directe dreiging en onveilige situatie voor de politieagenten, aangezien de winkelier zich verzette tegen zijn aanhouding waarbij hij één van de agenten met een houten hamer op het hoofd raakte en uithaalde naar de andere agent. Beide politieagenten hebben daarop geweld toegepast. Eerst via gebruik van pepperspray, daarna door te slaan met de wapenstok.
Het OM is van oordeel dat het handelen van agent 1, die zowel de winkelier als diens dochter heeft geraakt met de wapenstok, niet disproportioneel was vanwege de omstandigheden waaronder de klappen werden gegeven. Wel had de agent de vrouw volgens de ambtsinstructie eerst moeten waarschuwen. Ten aanzien van agent 2, die de winkelier meermalen heeft geraakt met zijn wapenstok, is het OM van oordeel dat deels disproportioneel is gehandeld. De eerste klap was rechtmatig, maar de laatste klappen zijn te snel achter elkaar gegeven. Die laatste klappen zijn daardoor niet proportioneel en daarmee niet rechtmatig. Toch is geen sprake van mishandeling omdat de opzet ontbrak: het handelen van de agent was gericht op de aanhouding en inbeslagname, niet op het toebrengen van pijn of letsel (een juridische voorwaarde om van mishandeling te kunnen spreken). Daarom is er onvoldoende bewijs voor mishandeling.
Het OM heeft aan de politieleiding geadviseerd om deze casus binnen de eenheid Noord-Holland te evalueren in het kader van integrale beroepsvaardigheidstrainingen en met het oog op het handelen in crisissituaties.
Vervolging winkelier, dochter niet vervolgd
Op basis van de onderzoeksbevindingen is het OM van oordeel dat de winkelier bewust en met kracht met de hamer in de richting van het hoofd van de politieagenten heeft uitgehaald, waarbij één van de agenten op zijn voorhoofd is geraakt. Het OM vindt dit een poging tot zware mishandeling en gaat de winkelier hiervoor vervolgen. De zaak zal worden voorgelegd aan de rechter, een datum is nog niet bekend.
Wat betreft het handelen van de dochter oordeelt het OM dat zij de aanhouding van haar vader heeft belet of belemmerd. Dat is een strafbaar feit (artikel 184 lid 1 Wetboek van Strafrecht). Het OM keurt dit gedrag af, maar stelt geen verdere strafvervolging tegen de vrouw in. Het OM weegt in die beslissing o.a. mee dat de vrouw zelf met de wapenstok is geslagen en dat het door haar gebruikte geweld richting de politieagenten relatief gering is gebleven. Deze zaak wordt geseponeerd.